

Wie is Jezus, de stichter van het Christendom?
De Westerse jaartelling is gebaseerd op het begin van het Christendom, de geboorte van Jezus Christus. We weten dus dat Jezus echt heeft geleefd en wanneer.
Hij werd geboren in Israël, in het plaatsje Bethlehem. Zijn vader en moeder waren Jozef en Maria en hij was de eerstgeborene van het gezin. Na hem kreeg zijn moeder nog enige zoons en dochters. Jezus was, net als zijn vader, timmerman.
Toen Jezus 30 jaar oud was, begon hij met zijn verkondiging en vertelde hij dat hij Messias was die aan de Joden was beloofd, geroepen om een rijk van vrede en gerechtigheid te vestigen. Ook zei hij dat hij door God gestuurd was, om de blijde boodschap te verkondigen. Hij sprak over God als zijn Vader en verklaarde zichzelf daarmee God’s zoon, aan God gelijk.
Logisch dat zijn verkondiging de nodige weerstand opriep. Iedereen kende Jezus immers als de timmerman, als de zoon van Jozef en Maria. En die Jezus ging nu iedereen vertellen dat hij door God gestuurd was, de Messias was én de zoon van God.
Wat opvalt is dat zijn moeder Maria hem niet tegen sprak. Zij wist namelijk wie hij was. Toen Maria nog ongehuwd was, verscheen aan haar een engel, genaamd Gabriël, die haar vertelde dat zij een zoon zou baren, Jezus, die de zoon van de Allerhoogste genoemd zal worden. Maria schrok hevig en begreep niet hoe dit kon, omdat zij immers nog geen gemeenschap met haar toekomstige man Jozef had gehad. Gabriël zei haar dat het kind door God’s Geest, de Heilige Geest, verwekt zou worden. Vandaar zoon van God.
Toen Maria zwanger bleek te zijn van Jezus, had ze nog geen gemeenschap gehad met Jozef. Toen Jozef ontdekte dat Maria zwanger was, wilde hij, rechtschapen als hij was, Maria niet in opspraak brengen en dacht hij eraan om haar in het geheim te verstoten. Maar God gaf Jozef een droom, waarin een engel hem vertelde dat hij niet bang hoefde te zijn om Maria bij zich te nemen.
Omdat het kind dat ze draagt verwekt is door de Heilige Geest. Jozef deed wat de engel hem had opgedragen, hij nam Maria bij zich als zijn vrouw, maar hij had geen gemeenschap met haar, voordat ze Jezus gebaard had.
Toen Jezus dertig jaar oud was, begon hij zijn boodschap te verkondigen, drie jaar lang. Zijn onderwijs getuigde van grote compassie, bewogenheid en wijsheid en ging gepaard met wonderen en tekenen. Jezus zei onder andere dat iemand "opnieuw geboren moet worden", om in God te kunnen geloven.
Nicodemus, één van de Joodse leiders en Farizeeër, bezocht Jezus in het geheim om over deze "wedergeboorte" te spreken. Nicodemus erkende dat Jezus als leraar van Godswege gekomen was. Omdat "geen mens immers de tekenen en wonderen kan verrichten die hij deed, wanneer God niet met hem is". Maar hij begreep niet wat Jezus bedoelde en ging daarom met hem in gesprek.
De Joodse religieuze leiders hadden grote moeite met de boodschap van Jezus. Zij zagen Jezus als een bedreiging van hun religie en hun macht. Zo zei Jezus tegen een verlamde dat zijn zonden waren vergeven. Voor de Joden was dat godslastering, omdat alleen God zonden kan vergeven. Daarop liet Jezus aan iedereen zien dat hij macht heeft om op aarde zonden te vergeven door tegen een verlamde te zeggen "sta op, neem je bed mee en ga naar huis". Want iedereen kan zeggen "je zonden zijn vergeven", maar alleen de zoon van God kan iemand die verlamd is, genezen.
Het dochtertje van Jairus is ernstig ziek. Jairus gaat op zoek naar Jezus om hem te vragen zijn dochter te genezen, maar hij is te laat. Als Jezus aankomt, is zijn dochtertje reeds overleden. Jairus en zijn vrouw zijn door verdriet overmand. Was Jezus maar eerder gekomen. Maar Jezus zegt dat het goed komt met hun dochter, omdat ze niet dood is, maar slaapt. Jezus wordt uitgelachen door de aanwezigen en de Joodse leiders zeggen dat hij zich moet schamen om zulke gemene en belachelijke dingen te zeggen! Jezus gaat naar het meisje en wekt haar weer tot leven.
Jezus roept mensen op om in hem te geloven. Anders gezegd, om hun vertrouwen in hem te stellen. Dit geloof zet God's kracht vrij over iemands leven. Een goed voorbeeld van hoe geloof in de praktijk werkt is het verhaal van de bloedvloeiende vrouw. Deze vrouw is al twaalf jaar ziek en heeft al haar geld uitgeven aan doctoren. Niets hielp en Jezus is haar laatste hoop. Ze verzamelt al haar moed en gelooft dat als ze alleen maar Jezus kan aanraken, dat ze zal genezen. Ze gaat op zoek naar Jezus en vindt hem op de markt, omringd door een grote schare mensen.
Ze heeft de grootst mogelijke moeite om bij Jezus in de buurt te komen, maar uiteindelijk lukt het haar om de kleding van Jezus aan te raken. En gelijk is ze genezen. Gelijk stopt Jezus, draait zich om en vraagt wie hem heeft aangeraakt. Omdat hij kracht uit zich voelde gaan.
In de tijd van Jezus waren veel mensen gebonden door demonen. Alhoewel veel mensen Jezus niet accepteerden als de zoon van God, demonen wisten precies wie hij was. Jezus gebood demonen om uit de mensen te gaan die gebonden waren. Daarna waren zij vaak weer gezond en helder in hun denken.
Maria Magdalena was bezeten door zeven boze geesten. Nicodemus had geprobeerd deze uit te drijven, maar de demonen hadden hem gezegd dat ze niet bang voor hem waren. Later kwam Nicodemus Maria Magdalena tegen, bevrijd van haar demonen en in goede mentale gezondheid. Maria Magdalena vertelde hem dat Jezus haar had genezen, ook al begreep ze niet precies hoe dat kan.